De avonturen van Abel
Na een lange dag zat Abel heerlijk bij het vuur. De maan en de sterren kwamen langzaam tevoorschijn en de zon die de dag zo heerlijk had gemaakt, was al gaan slapen. Abel keek naar het vuur en naar de kooltjes die zo mooi kunnen gloeien. Morgenvroeg gaat het echte avontuur beginnen dacht Abel. Hij kroop zijn tent in en keek tussen de tentdoeken door naar de bergen in de verte. Daar ergens moet de oplossing te vinden zijn. Daar achter die bergen…
Heb ik al geslapen? Abel hoorde een geluid. Gesnuif, hoefgetrappel… Gelukkig klonk het nog ver weg. Voorzichtig stak hij zijn hoofd uit de tent en keek naar buiten. Het vuur was bijna uit en de laatste rook werd weggeblazen door de wind. De rook! Hoe heb ik dat kunnen vergeten. Hij had het vuur gisteravond niet uitgemaakt en nu hadden de indianen hem natuurlijk gevonden.
Snuif, snuif, hinnik (maak realistische geluiden bij het voorlezen). Het paardengeluid kwam steeds dichterbij. Langzaam reed een oude indiaan rondjes om de tent heen. ‘Gelukkig heb ik een tipi gebouwd’, dacht Abel. ‘Indianen hebben namelijk een hekel aan elke tent die er ook maar een klein beetje anders uitziet’. Probeer je maar eens voor te stellen dat een indiaan met zijn familie in een koepeltentje gaat wonen. Sommige dingen kunnen gewoon niet.
Sst… luister eens, de Indiaan praat zachtjes in zichzelf. ‘Typisch… heel vreemd’ mompelde hij. ‘Een tipi met haringen en maar één stok in het midden. Het is bijzonder dat wel, maar het is en blijft een tipi-tent. Jammer zeg’. Abel luisterde met verbazing naar deze woorden, maar hij zat nog steeds weggekropen in zijn tent. Zijn ogen waren gericht op de pijl en boog van de indiaan. ‘Laat dat avontuur maar beginnen’, dacht Abel. Hij stapte zijn tent uit en ging recht voor de indiaan staan.
De oude indiaan rakelde het vuur op en keek Abel aan. Het duurde maar een minuut, maar het leek echt wel een half uur. De indiaan deed langzaam zijn mond open en begon te praten. ‘Ik ben het zat’ zei hij met een krakende stem. ‘Ik heb het helemaal gehad. Altijd maar hetzelfde, altijd net als alle andere indianen in zo’n saaie tipi. Weet je Abel… het is maar een klein tentje dat we hebben. Een klein punt-kamertje voor het hele gezin. Probeer het je maar eens voor te stellen… Waar denk je dat een indiaan naar de wc gaat? Waar laten ze de luiers van hun kleine Hiawatha? En het allerbelangrijkste, waar slaapt mijn schoonmoeder als ze komt logeren’. De indiaan keek weer naar het vuur. Abel niet, hij keek naar de indiaan en naar de bergen achter hem. ‘Misschien… zei Abel, misschien kunnen we elkaar helpen’. De indiaan leek weg te dromen. Na een tijdje zei hij; ‘Ik ben nu al een week op pad en jouw tent lijkt ook te veel op wat ik al heb, Ik denk dat ik maar beter kan stoppen met mijn zoektocht. Ik ga mijn schoonmoeder uit bed jagen’.
Abel gooide nog maar een blok hout op het vuur. Hij kon de hulp van de indiaan en zijn paard goed gebruiken tijdens zijn tocht naar de bergen. Een tocht dwars door de hete woestijn, langs de grote machtige bomen en uiteindelijk naar de koude bergen. Hij had een plannetje, maar hij moest wel snel zijn voordat de indiaan er weer vandoor ging. Snel pakte Abel een extra stok en een paar losse doeken. De indiaan zag niets van wat Abel deed. Hij keek naar de vlammen alsof daar de oplossing van zijn probleem te vinden was. Ondertussen ging Abel aan de slag. Hij plaatste de extra stok naast de tipi en hij maakte de tent steeds groter. Met steeds meer doeken, stokken en haringen bouwde Abel een prachtige tent. Toen hij klaar was liep hij naar het vuur toe om de oude indiaan te roepen. Wat gek. Het paard stond er nog, maar de indiaan was verdwenen. Hoe moet dat nou? Het weer wordt steeds slechter en ik heb de hulp van de indiaan echt nodig om dit avontuur tot een goed einde te brengen.
Hoe maak je iemand wakker die slaapt met één hand op zijn pijlen en de andere op zijn boog? De oude indiaan was in slaap gevallen en lag nu achter een boomstam te snurken. Abel probeerde van alles, maar de oude indiaan bleef slapen. Omdat Abel wist dat zijn creatieve tent de indiaan kon helpen, legde hij de slapende boogschutter achterop het paard. Samen reden ze in de richting van de bergen, in de richting van de schat. Abel had een missie waarbij hij wel wat hulp kon gebruiken. De Indiaan lag nog steeds overdwars op de paardenkont te snurken toen ze aankwamen bij het bos met de grote machtige bomen. De zon had zich verstopt en de wolken lieten het zo hard waaien dat er honderden blaadjes door de lucht dwarrelden. Toen een groot blad recht in de openhangende mond van de indiaan vloog werd hij eindelijk wakker.
‘Waar zijn we, Wie ben ik, Wat gebeurt er allemaal’, stamelde de indiaan. ‘Het stormt’, riep Abel boven het gieren van de wind uit. We moeten een schuilplaats bouwen, een stormtent. Kijk we plaatsen de ring laag op de stok en we gebruiken de kleine doeken, zodat de tent niet te veel wind vangt. Abel en de indiaan moesten goed samenwerken om in deze storm een tent te bouwen. Ze drukten de haringen goed stevig in de grond en even later waren ze klaar. Uitgeput en verkleumd kropen ze in hun schuilplaats en wachten de hele nacht lang tot de storm weer ging liggen.
De volgende morgen vroeg was er iets geks aan de hand. De oude indiaan was gewoon al wakker toen Abel uit zijn tent kroop. Geen gesnurk, geen gesleep en gedoe om hem op het paard te krijgen. Hij was wakker en hij keek gelukkig. Nog steeds leek hij in gedachten verzonken, maar deze keer met een glimlach op zijn gezicht. Deze keer mocht Abel achterop het paard zitten en ze kwamen al snel bij de bergen aan die zo hoog waren dat er sneeuw op hun toppen lag. Rond het middaguur stopte de indiaan plotseling. ‘Hier is het’ zei hij. ‘Ik geloof dat we hier de schat zullen vinden die je zoekt’. Al lang voordat de tomtom was uitgevonden hadden de indianen de tamtam, dus als een indiaan de weg wijst is het verstandig om te luisteren. ‘Ga jij maar graven, dan ga ik een kamp bouwen. We hebben gisteren geoefend met één stok en een paar doeken, maar ik zag dat je nog veel meer bij je hebt. De hele nacht heb ik liggen dromen over alle tenten die je daar mee kan maken’. De indiaan ging aan de slag. Hij speelde, hij bouwde, hij dacht na en hij genoot. Steeds groter en steeds mooier werd het schatzoekerskamp. En Abel… Abel groef, graafde en groof, totdat zijn schep plotseling iets hards raakte…
Abel en de indiaan haalden met hun handen het laatste zand van de kist. Ze groeven en wrikten net zo lang tot de schatkist los in het gat stond. Samen trokken ze de kist uit het gat. ‘Pfff.. Wat is dat ding zwaar’ zei de indiaan toen ze de kist eindelijk uit het gat hadden getild. ‘Wat hoop je eigenlijk dat er in zit’, vroeg de indiaan.
‘Een oplossing’ zuchtte Abel. ‘Jij zocht naar een tent met heel veel mogelijkheden en die heb je nu gevonden. Ik zoek een tent die je zowel buiten als binnen kan opbouwen. Op het schoolplein of gewoon in je eigen huis.
Avonturen zijn namelijk te mooi om ze niet te beleven. Ik wil niet stoppen met het bouwen, ontdekken, dromen en genieten als het buiten koud en nat is. Ik hoop dat dit avontuur niet stopt en dat het steeds mooier wordt. Weet je wat zei de indiaan. We maken de schatkist morgen pas open, dan houden we het nog een beetje spannend’ en hij viel in slaap. Abel kon zijn ogen niet geloven. ‘Lekker is dat’.
Benieuwd wat er in de schatkist zit? Hou dan vrijdag 13 oktober rond 19:00 uur onze Facebook of Instagram in de gaten.